4 Behoeften en frustraties

“Leven” kunnen wij beschouwen als “kunnen overleven”. Survival, ons eigen voortbestaan, is de sleutel tot het voortbestaan van onze soort, de mens. Onze fysiologische behoeften zijn daardoor de eerste en de sterkste behoeften waaraan moet worden voldaan. Het streven naar bevrediging van diepe, grotendeels onbewuste behoeften van het individu is dus essentieel om te kunnen voortbestaan.
De fysiologische behoeften zijn : voedsel hebben, drinken hebben, uitscheiding, warmte, geen pijn, vachtcontact (de behoefte om een lichaam te voelen, te vergelijken met lichamelijke strokes), bescherming, veiligheid. Deze drie laatste termen zijn sterk verbonden aan elkaar. In de eerste levensjaren lijken ze ook een basis te zijn voor het realiseren van de andere. Immers, zolang men hulpeloze baby is, zal degene die jou bescherming biedt ook instaan voor de andere lichamelijke behoeften zonder dewelke wij fysisch niet kunnen overleven.
Daarnaast is er nog de seksuele behoefte die uiteraard in oorsprong essentieel is voor het voortbestaan van onze soort.
Aangezien de behoeften aan aandacht en waardering rechtstreeks voortvloeien uit het streven naar het gevoel van bevrediging van de primaire behoeften om te kunnen overleven, zijn deze voor ons als mens uiterst belangrijk. Zij vormen de psychische component van bescherming, namelijk het “gevoel dat men veilig is”.
In onze maatschappij zijn de fysiologische behoeften grotendeels voldaan, daardoor spelen psychische behoeften een des te grotere rol. Ze worden bij elk individu omgezet tot een grote waaier van behoeften en meer concrete verlangens die wij zoveel mogelijk proberen te realiseren om ons bevredigd te voelen. De term “behoefte” gebruiken we voor de meer fundamentele, grotendeels onbewuste strevingen, de term “verlangen” voor de concrete vorm die ook onderling verwisselbaar is. Om bijv. je behoefte aan voedsel te voldoen, kun je kiezen uit verschillende soorten eten om voldaan te zijn. Verlangens worden dan ook gekleurd door de voorkeur, door de mogelijkheden of door de eigenschappen van ieder individu op zich.
Van de diepe behoeften en verlangens zijn wij ons nauwelijks bewust, we worden ons enkel bewust van het ongemak wanneer de behoefte of het verlangen niet voldaan wordt. We voelen dus de frustratie.
Het vermijden van frustratie is eigenlijk een streven op zich.
Frustraties door het niet voldaan geraken van bepaalde behoeften en verlangens, lopen wij constant op doordat er zich nu eenmaal allerlei gebeurtenissen voordoen gedurende ons leven. Wij gaan daar normaal mee om door onze emoties : plezierige dingen maken ons blij, verdrietige dingen maken ons bedroefd. Bang zijn hebben we nodig om gevaar te ontdekken en boos worden is de manier om een opgelopen frustratie te ventileren. Normaliter moeten wij dus goede affecttolerantie hebben. In dat geval hoeven we het streven naar vermijding van de frustraties eigenlijk niet te hebben.
Bang zijn , als functie van alert te zijn voor gevaar, is de hoofdemotie. We worden immers angstig geboren daar we hulpeloos zijn.
Nu merken we dat bij mislukte hechting men niet meer gewoon bang voor gevaar is maar een angst buiten proportie heeft, omdat men als het ware geen bestaansrecht heeft, dus fundamentele angst om niet te mogen “zijn”. Een vorm van doodsangst. Het constant angstig zijn maakt dat men eigenlijk niet meer adequaat kan reageren op gebeurtenissen. Men verliest zichzelf in teveel emotie of men verdringt emotie om het niet meer te voelen. Teveel emotie is controleverlies, wat ook weer leidt tot angst.
Ook kwaadheid geraakt buiten proportie : enerzijds wordt het onderdrukt, verdrongen, zowel door het gevoel van niet aanvaard te worden zoals men is, als door signalen die gegeven worden dat men “moet braaf zijn”, een negatieve stroke van “kwaad zijn is niet goed”. Dit lijkt een voorwaardelijke stroke omdat het over “boos gedrag” lijkt te gaan, mijns inziens is het echter een onvoorwaardelijk stroke : emoties zijn immers essentieel voor een mens. Het is onze manier van coping met de moeilijkheden en gevaren van het leven. Het niet toelaten van gezonde kwaadheid is dus zeer destructief.
Anderzijds wordt kwaadheid omgezet naar agressie tegenover anderen via afweer. En soms is het een teken van volledig controleverlies wanneer men woedend wordt. Deze twee vormen, agressie en woede, maken dat het natuurlijk moeilijker wordt om het onderscheid te maken met gezonde kwaadheid die elke mens moet bezitten .
Bij mislukte hechting heeft men dus geen gewone angst voor gevaar meer, maar een fundamentele angst van niet aanvaard te worden, niet onszelf te mogen zijn. Iedereen wil zich bemind voelen omdat het rechtstreeks verband houdt met ons bestaansrecht . Die fundamentele angst proberen wij weg te werken via afweersystemen.

opmerkingen